India interessant voor Westerse bedrijven

datum 10 december 2025

Voor veel grote westerse bedrijven lijkt India steeds meer op een nieuwe extra kans. Een land met ruim 1,4 miljard inwoners, snelle digitalisering en een overheid die miljarden aan subsidies uittrekt om investeerders te lokken. Tegelijkertijd is India nog duidelijk armer dan China, Europa en de Verenigde Staten en blijft de politieke en sociale situatie complex. Hoe interessant is dit land dan écht als nieuwe groeimarkt en productielocatie voor de komende tien tot twintig jaar?

Grote economie, nog geen rijk land

In absolute omvang is India inmiddels een reus. Het bruto binnenlands product ligt rond de 4,1 biljoen dollar en plaatst het land ongeveer in de top vijf van de wereld. Maar zodra je dat bedrag deelt door het aantal inwoners, verandert het beeld drastisch. Het bbp per hoofd van de bevolking komt uit rond de 2.800 dollar, waar China ongeveer 13.800 dollar haalt, de eurozone ruim 50.500 dollar en de Verenigde Staten zelfs ongeveer 89.600 dollar per persoon. India is dus tegelijkertijd een grote economie én een relatief arm land.

Juist dat contrast is voor multinationals interessant. De markt is nu nog beperkt koopkrachtig, maar de ruimte om te groeien is enorm. Terwijl volwassen economieën in 2025 met ongeveer 1 tot 2 procent per jaar groeien, rekent het IMF voor India met een groei van rond de 6,5 tot 7 procent. De kloof in welvaart per hoofd zal niet binnen een paar jaar verdwijnen, maar de totale taart wordt wel snel groter.

Tussen China en het Westen

Voor veel bedrijven is India geen vervanger, maar een aanvulling op China. In de industrie zie je een duidelijke “China plus één”-strategie. Na jaren van oplopende lonen, strengere regels en geopolitieke spanningen worden productie en toeleveringsketens verspreid. Een deel van wat vroeger in China werd gemaakt, verschuift naar India of naar andere Aziatische landen, zonder dat China volledig wordt ingeruild.

Het verschil is dat India, anders dan China, nog aan het begin staat van zijn consumptie- en digitaliseringsgolf. China was de afgelopen twintig jaar de cash cow, een grote markt met stijgende koopkracht, stevige industrie en steeds meer eigen platformbedrijven. India is meer de toekomstoptie, een land waar de internetpenetratie wel al richting de honderden miljoenen gebruikers gaat, maar waar de meeste categorieën nog niet verzadigd zijn.

Subsidies als grote lokker

De Indiase overheid zet zwaar in op het aantrekken van productie en technologie. De bekendste paraplu heet PLI, Production Linked Incentive. In sectoren als elektronica, auto’s, batterijen, zonne-energie en halfgeleiders kunnen bedrijven enkele procenten subsidie krijgen op hun extra omzet in India, vaak in de orde van 3 tot 6 procent gedurende meerdere jaren. Voor investeringen in elektronica-componenten en chips lopen subsidies op tot ongeveer 25 procent van de kapitaalkosten, en voor grote halfgeleider- en displayfabrieken zelfs tot ongeveer 50 procent van de totale projectkosten.

Daarbovenop komen belastingvoordelen, zoals een verlaagd winstbelastingtarief van ongeveer 15 procent voor nieuwe productiebedrijven, waar het standaardtarief rond 22 procent ligt. Deelstaten bieden daar weer eigen pakketten bovenop. Korting op grond, vrijstelling van lokale belastingen, lagere elektriciteitsheffingen en opleidingssubsidies per werknemer. Voor een grote fabriek kunnen deze regelingen over de levensduur van het project in de miljarden lopen.

Voor buitenlandse techbedrijven ontstaat zo een dubbele prikkel. Ze krijgen ondersteuning bij fysieke investeringen, bijvoorbeeld datacenters, maar ook toegang tot een overheid die digitalisering actief stimuleert, onder meer via UPI voor betalingen en India Stack voor digitale identiteiten.

Lage koopkracht, andere modellen

De keerzijde is dat de gemiddelde Indiase consument veel minder te besteden heeft dan een Europeaan of Amerikaan. Dat betekent niet dat producten massaal “dumpgoedkoop” worden aangeboden. Integendeel: door importheffingen en belastingen zijn veel buitenlandse producten, van smartphones tot cosmetica, in absolute euro’s juist vergelijkbaar of zelfs duurder dan in het Westen. Een iPhone is voor een Indiase koper daardoor relatief veel duurder ten opzichte van zijn inkomen dan voor een koper in de Verenigde Staten.

Bedrijven lossen dat op via andere routes. Unilever, Nestlé en soortgenoten verkopen mini-verpakkingen shampoo of snacks voor enkele roepies, met een litertje prijs die juist hoger ligt. Elektronicafabrikanten houden oudere modellen langer in de markt als goedkoper alternatief. Streamingdiensten bieden speciale mobiele abonnementen met lagere resolutie en lagere tarieven. E-commerceplatforms en banken maken dure aankopen via deelbetalingen en creditproducten behapbaar. De prijs per eenheid hoeft dan niet drastisch omlaag, terwijl de drempel voor de consument toch lager wordt.

Het verdienmodel verschuift hierdoor. In plaats van hoge marges op een relatief beperkt volume, draait India meer om enorme volumes, veel kleinere tickets en aanvullende inkomsten uit advertenties, logistiek en financiële diensten.

Digitale reuzen en platformlogica

Voor de grote techreuzen is India vooral interessant aan de digitale kant. Meta en Google kochten samen belangen in Jio Platforms, waarbij Meta rond 10 procent en Google ongeveer 7,7 procent bezit. Die stakes leveren nu vooral strategische invloed en papieren waardestijging op. De echte cash zit in de groeiende advertentie-inkomsten uit India, via Facebook, Instagram, WhatsApp Business, Search en YouTube. De omzet per gebruiker ligt wel veel lager dan in de Verenigde Staten of Europa, maar het aantal gebruikers loopt in de honderden miljoenen.

Amazon en Walmart (via Flipkart) zien India als een enorme e-commerce- en logistiekmarkt in wording. Ze verdienen nog relatief weinig aan pure retailmarge en investeren zwaar in magazijnen en bezorgnetwerken. De winst moet komen uit schaalvergroting, retail-media, diensten aan aangesloten verkopers en export. Amazon heeft tientallen miljarden toegezegd om India-verkopers te helpen hun export te verviervoudigen, waarmee de infrastructuur nog intensiever benut kan worden.

Cloud- en AI-aanbieders als Microsoft en Google zien India als ruggengraat van hun wereldwijde diensten. Microsoft heeft aangekondigd 17,5 miljard dollar te investeren in cloud en AI in India, bovenop eerdere bedragen. Google bouwt eveneens grote datacenters en AI-hubs. Hier speelt de lage koopkracht van de consument minder direct een rol. Klanten zijn vaak banken, telecombedrijven, overheden en multinationals, die voor enterprise-contracten tarieven betalen die dichter bij het mondiale niveau liggen. Bovendien gebruiken veel internationale bedrijven Indiase ontwikkelteams om werk voor klanten in het Westen te doen, waarvoor gewoon in dollars of euro’s wordt afgerekend.

Politieke stabiliteit en risico’s

Naast economische factoren kijken bedrijven naar de politieke omgeving. India wordt doorgaans gezien als een redelijk stabiele democratie met regelmatige verkiezingen en vreedzame overdracht van de macht. De huidige premier zit sinds 2014 in het zadel, en zijn alliantie behaalde in 2024 opnieuw een meerderheid in het parlement, zij het op basis van een coalitie in plaats van een absolute meerderheid.

Ratingbureaus plaatsen India op de laagste trede van investment grade, met aanduidingen als BBB of Baa3. Dat betekent dat er risico’s zijn, maar dat de kans op wanbetaling toch als beperkt wordt ingeschat, mede door de hoge groeiverwachtingen. Tegelijkertijd laten internationale indicatoren zien dat India qua politieke stabiliteit en afwezigheid van geweld onder het niveau van veel West-Europese landen zit. Religieuze spanningen, boerenprotesten, regionale kwesties en grensconflicten met buurlanden vormen echte risicofactoren. Voor grote bedrijven voelt India dus stabiel genoeg om langlopende projecten te starten, maar ook niet zo voorspelbaar als bijvoorbeeld Nederland of Duitsland.

Lange termijn, optie op groei

Alles bij elkaar is India voor grote bedrijven van buitenaf vooral een langetermijnverhaal. Nu al zijn er aanwijsbare winsten, bijvoorbeeld bij digitale advertenties, cloudomzet en de verkoop van consumentenproducten en diensten. Maar veel investeringen, zoals belangen in Jio of Flipkart, nieuwe datacenters, fabrieken in elektronica en auto's, zijn in de kern opties op een toekomst waarin India’s economie veel groter is dan de huidige 4,1 biljoen dollar en waarin het bbp per hoofd niet langer 2.800 dollar maar een veelvoud daarvan bedraagt.

In vergelijking met China is India vandaag minder rijk, minder efficiënt georganiseerd en bureaucratisch lastiger. Daar staan een jongere bevolking, hogere groeicijfers, actief investeringsbeleid en een relatief open houding ten opzichte van westerse bedrijven tegenover. Vergeleken met Europa en de Verenigde Staten is India politiek en sociaal onrustiger, maar juist daardoor in economische zin één van de weinige plekken waar grote ondernemingen nog decennialang dubbelcijferige groei kunnen hopen te vinden.

Voor multinationals is India daarmee geen vanzelfsprekende goudmijn, maar wél een aantrekkelijk speelveld voor wie bereid is lange adem, hoge aanloopinvesteringen en een dosis politiek en operationeel risico te accepteren. Het land biedt geen makkelijke winst, wel een unieke combinatie van schaal, groei en digitale infrastructuur, die het op de radar van vrijwel elke grote speler heeft gezet, en daar naar verwachting nog lang zal houden.